-
1 devil
n. duivel; geest, spook--------v. lastig vallen, martelendevil1[ devl]I 〈eigennaam; voornamelijk Devil; the〉1 duivel2 man/jongen ⇒ donder, kerel♦voorbeelden:devil take the hindmost • ieder voor zich en God voor ons allenthe devil's own luck • geweldige mazzelbe a devil • kom op, spring eens uit de band〈 slang〉 go to the devil! • loop naar de bliksem!there'll be the devil to pay • dan krijgen we de poppen aan het dansenthe devil you will/can • jazeker welthe devil he won't/can't • om de dooie dood nietwhat/where/who the devil • wat/waar/wie voor de duivel(work) like a devil • (zich) uit de naad (werken)a/the devil of an undertaking • een helse klusour John is a devil with the ladies • onze John is een grote versierder→ deep deep/————————devil2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 pittig gekruid grillen/peperen -
2 kill
n. (het) doden; jacht; prooi; (computers-internet) een bevel dat op een nickserv niemand met dezelfde naam toelaat--------v. doden, vermoorden, vernielen; buiten werking stellen; verspillen; verijdelen; (in computers) een bevel annuleren, een bepaalde werking stoppen, één van meerdere aktiviteiten opheffenkill1[ kil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buit ⇒ vangst, (gedode) prooi♦voorbeelden:¶ be in at the kill • erbij zijn als de vos gedood wordt; 〈 figuurlijk〉 er (op het cruciale moment) bij zijn————————kill2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 kill with kindness • doodknuffelen, met (overdreven) vriendelijkheid overstelpen〈informeel; figuurlijk〉 kill oneself laughing/with laughter • zich een ongeluk/bult lachenkill off • afmaken, uit de weg ruimen, uitroeienbe killed • om het leven komen¶ dressed to kill • schitterend uitgedost zijn, er piekfijn uitzien -
3 gut
n. darmkanaal; ingewanden; snaar, pees--------v. uithalen van ingewanden; vernietigen; plunderengut1[ gut]♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉1 ingewanden ⇒ geweide, visgrom♦voorbeelden:————————gut2♦voorbeelden:————————gut3〈werkwoord; gutted〉 -
4 sang
sang [sã]〈m.〉2 bloed ⇒ geslacht, ras3 leven♦voorbeelden:avoir du sang dans les veines • pit hebbenbon sang de (bon) sort! • potverdorie, verdikkeme nog aan toe!avoir le sang chaud • opvliegend zijnse faire du mauvais sang • zich ongerust makenallumer le sang • de gemoederen verhittenbrûler, fouetter le sang • ophitsenéchauffer le sang à, de qn. • iemand woedend makenglacer le sang • het bloed doen stollennoyer une révolte dans le sang • een opstand bloedig neerslaansucer le sang du peuple • het volk uitzuigenverser le sang • bloed vergietenverser son sang • zijn leven gevenjusqu'au sang • tot bloedens toeêtre du même sang • familie van elkaar zijnbon sang (de bon sang)! • grote genade!mon sang n'a fait qu'un tour • het bloed stolde in mijn aderenm1) bloed2) leven -
5 décarcasser
décarcasser (se) [deekaarkaasee]1 zich uitsloven ⇒ zich uit de naad werken, zich afbeulen -
6 foot
n. voet; been; meeteenheid; stap; voetstuk, poot (v.e. bed); randen (v.e. blad papier)--------v. dokken; te voet gaan; dansenfoot1[ foet] 〈meervoud: feet〉5 onderste/achterste/laatste deel ⇒ (uit)einde♦voorbeelden:I won't set foot in that house • ik zet geen voet in dat huisstand on one's own feet • op eigen benen staanfoot by foot • voet(je) voor voet(je)on one's feet • op de been, overeind; er (weer) bovenop, beter; onvoorbereidput on one's feet • op de been/er bovenop helpenhave a foot in the door • de eerste stap gezet hebbenhave one foot in the grave • met een been in het graf staanhave/keep one's feet (set) (firmly) to/on the ground • met beide benen op de grond staancarry/sweep someone off his feet • iemand meeslependig in one's feet • z'n poot stijf houdenget to one's feet • opstaanjump to one's feet • opspringenkeep (on) one's feet • overeind/op de been blijvennot put a foot wrong • geen fout makenrecover one's feet • weer overeind komen/krabbelentread under foot • onderdrukkenmy foot! • kom nou!1 tred ⇒ gang, (voet)stap♦voorbeelden:swift of foot • vlug ter been————————foot2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: foot, feet〉————————foot3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 neck
adj. met betrekking tot de hals; dichtbij--------n. nek; brutaal--------v. Vrijen, kussen (met) (slang)neck1[ nek] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (zee/land/berg)engte♦voorbeelden:〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 neck of the woods • buurt, omgevingrisk one's neck • zijn leven wagen〈 informeel〉 stick one's neck out • zijn hachje wagen, zich kwetsbaar opstellen→ dead dead/————————neck2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 tempérament
tempérament [tãpeeraamã]〈m.〉1 temperament ⇒ karakter, (vurige) aard2 lichaamsgesteldheid ⇒ gestel, constitutie♦voorbeelden:1 avoir du tempérament • temperament hebben, hartstochtelijk zijnc'est un tempérament • het is een sterke persoonlijkheid〈 informeel〉 s'user, se fatiguer, se tuer, s'esquinter le tempérament • zich afbeulen, zich uit de naad werkenà tempérament • op afbetalingm1) temperament, aard2) gestel, constitutie -
9 cravacher
-
10 s'user, se fatiguer, se tuer, s'esquinter le tempérament
s'user, se fatiguer, se tuer, s'esquinter le tempéramentzich afbeulen, zich uit de naad werkenDictionnaire français-néerlandais > s'user, se fatiguer, se tuer, s'esquinter le tempérament
-
11 break one's neck
de nek breken; erg inspannen,hard werkenzijn hals/nek breken; 〈 informeel〉 zich uit de naad werken -
12 работать изо всех сил
vgener. zich uit de naad werkenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > работать изо всех сил
-
13 (work) like a devil
(work) like a devil -
14 be run/rushed off one's feet
be run/rushed off one's feet -
15 bust a gut
-
16 kill oneself
-
17 cravacher dur
cravacher dur -
18 suer sang et eau
suer sang et eau -
19 cul
cul [kuu]〈m.〉♦voorbeelden:histoire de cul • geil praatjemagazine de cul • blootbladtrou du cul • gat, holne pas se casser le cul pour un travail • zich niet direct uit de naad werkenlécher le cul de, à qn. • iemands gat likken〈 vulgair〉 se torcher le cul avec • aan zijn laars lappen, zich geen snars aantrekken vancul de bouteille • ziel van een flesfaire cul sec en buvant • het glas in één teug leegdrinkenmon cul! • ammehoela!en avoir plein le cul • het spuugzat zijnc'est à se taper le cul par terre • ik lach me te plettertirer au cul • zich drukkenrenverser cul par-dessus tête • ondersteboven gooientomber sur le cul • met z'n bek wijd open staan van verbazingm1) kont, reet, gat2) klootzak3) bodem, onderkant4) achterkant -
20 ne pas se casser le cul pour un travail
ne pas se casser le cul pour un travailDictionnaire français-néerlandais > ne pas se casser le cul pour un travail
- 1
- 2